Maar liefst 44% van de zelfstandigen bouwt geen aanvullend pensioen op*, een keuze die hen duur kan komen te staan. Hun gemiddelde wettelijk pensioen is veel lager dan dat van werknemers, dat op zich ook al laag is. Zelfstandigen hinken dan ook nog altijd achterop in hun pensioenplanning. Dat blijkt uit de nieuwe whitepaper van Federale Verzekering. Vergelijk je het gemiddelde bruto wettelijke maandpensioen van een zelfstandige met dat van een werknemer over een pensioenperiode van 20 jaar, dan loopt het gemiddelde verlies voor de zelfstandige op tot 109.200 euro, en zelfs tot 136.500 euro over 25 jaar. Om die kloof te dichten, is proactief aanvullend sparen essentieel.
Zelfstandigen kampen met een aanzienlijke achterstand op het vlak van pensioen. Hun opgebouwd reserve (aanvullend pensioenkapitaal) bedraagt 51.745 euro, maar de helft beschikt over minder dan 15.393 euro, veel te weinig om de structurele zwakte van hun wettelijk pensioen op te vangen, dat 1.222 euro bedraagt tegenover 1.677 euro voor een werknemer (die overigens óók een aanvullend pensioen nodig heeft om zijn levensstandaard te behouden).
Over een pensioenperiode van 20 jaar betekent dit voor een zelfstandige een inkomensverlies van 109.200 euro ten opzichte van een werknemer in loondienst, en zelfs 136.500 euro over een periode van 25 jaar. Alleen door proactief extra te sparen kan dit tekort worden gecompenseerd. Bovendien genieten werknemers vaker van een tweede pijler die door hun werkgever wordt aangeboden, waardoor de kloof met zelfstandigen nog groter wordt.
“In een krap budgettair klimaat is het niet realistisch om te hopen op een substantiële verhoging van het wettelijk pensioen. De enige manier om het totale pensioeninkomen te verhogen, is langer werken - wat veel zelfstandigen nu al doen - of extra rechten opbouwen in de tweede en derde pijler.”, legt William Vleirick, expert bij Federale Verzekering, uit. Toch bouwt slechts 56% van de zelfstandigen een aanvullend pensioen op, vaak door een gebrek aan informatie of duidelijke richtlijnen, of uit angst voor onzekerheden op wetgevend en fiscaal vlak.
De opbouw van een pensioenkapitaal hangt vooral af van de duur van de kapitalisatie. Volgens de FSMA beginnen veel zelfstandigen pas na hun 50ste met aanvullende pensioenopbouw, waardoor hun kapitalisatieperiode sterk wordt verkort. Uit een simulatie van Federale Verzekering blijkt dat een jaarlijkse storting van 4.000 euro tegen 2,25 % bijna de helft minder kapitaal oplevert wanneer men er pas op 45-jarige leeftijd aan begint, in plaats van op 30. Met een wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar, en 67 jaar vanaf 2030, vermindert elk verloren jaar het cumulatieve rendement aanzienlijk. De factor ‘tijd’ lijkt dus een essentiële hefboom te zijn.
* Bronnen: De in dit persbericht vermelde cijfers komen uit het whitepaper “Stap voor stap naar uw pensioen – Gids 2025”, opgesteld door Federale Verzekering.