Jupiter: Het fundament van de euro is wankel

Twintig jaar na zijn oprichting blijft de euro gevoelig voor existentiële bedreigingen, omdat de eurozone nog steeds een asymmetrisch, halfvoltooid politiek project is, aldus Alastair Irvine, Product Specialist, van het Independent Funds team bij Jupiter Asset Management. Het voortbestaan ervan op lange termijn lijkt uiteindelijk afhankelijk te zijn van het vermogen van die 19-koppige club om een grotere fiscale en monetaire harmonisatie tot stand te brengen, ondersteund door een diepere politieke unie.

Alastairirvine
Alastair Irvine
Het bereiken van een 20-jarig jubileum is zeker een mijlpaal. De euro heeft het bereikt, maar zonder veel fanfare. In de euro-landen is er nog steeds een bittere discussie gaande over de vraag of de euro de welvaart heeft bevorderd of een dwangbuis is geweest die de groei van de kwetsbaardere economieën van de eurozone heeft belemmerd. Dat is de kern van de kwestie die de ondergang van de euro dreigt te betekenen: wanneer een munt voor alle mensen alles probeert te zijn, is er onvermijdelijk instabiliteit. De euro is een gemeenschappelijke munt voor negentien landen zonder gemeenschappelijke sociale, structurele, politieke of fiscale kenmerken. Als zodanig is de euro een bot instrument. Een middel voor een politiek doel Het is ongetwijfeld verkeerd om de euro als een doel op zich te zien; dat is het niet en is het ook nooit geweest, stelt Irvine. De eenheidsmunt bestaat als middel om een politiek doel te bereiken. Het economische project heeft altijd een ondergeschikte rol gespeeld in de politieke doelstelling, maar toch zijn deze twee onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om ervoor te zorgen dat de euro er over twintig jaar nog steeds is, moet volgens Irvine de enige logische en rationele volgende stap zijn om het "project" te voltooien door een gemeenschappelijk en evenwichtig economisch systeem te creëren waarin het monetair en fiscale beleid in de hele eurozone op één lijn liggen.

Voor het welslagen van de fiscale unie moet de politieke unie haar ruggengraat zijn, want een belasting zonder vertegenwoordiging is op zich al instabiel en volgens Irvine zeer ondemocratisch. De fiscale unie vereist op zijn minst de harmonisatie van belastingen, een gemeenschappelijke begroting, een gemeenschappelijk sociaal beleid en gemeenschappelijke financiële structuren, waarbij in wezen alle componenten in de valkuilen en structuren van één enkele natiestaat moeten worden gelast. Het is duidelijk dat er een fundamentele pan-Europese hervorming van de verkiezingen en het bestuur nodig zou zijn, met als gevolg een grotere gebundelde soevereiniteit.

Een Hercules-taak

Er kan geen illusie bestaan over de omvang van de uitdaging die voor de unie ligt. Men hoeft alleen maar te bedenken hoe moeilijk het voor het Verenigd Koninkrijk, een enkel land, is geweest om zich uit de EU los te maken, om te begrijpen hoe moeizaam de onderhandelingen tussen de resterende 27 lidstaten van de EU waarschijnlijk zouden verlopen, omdat zij het tegenovergestelde willen doen: het integratieproces voltooien. Het succes hangt af van de politieke wil en het vermogen om nationale electoraten te dragen. Niets is ooit eenvoudig als nationale belangen tegen elkaar worden uitgespeeld! Het is deze zwakke basis waarop de euro is gebouwd, die weinig reden geeft om de twintigste verjaardag van de munt te vieren. Bij een meer het-glas-is-halfvol-houding, zou gesteld kunnen worden dat de euro de op een na meest verhandelde valuta ter wereld is geworden, na de Amerikaanse dollar.

Voor niet-EU-landen maakt de eenheidsmunt het veel eenvoudiger om goederen en diensten te verhandelen met de negentien lidstaten van de eurozone. Dit is ongetwijfeld een voordeel voor beide partijen, maar de kracht of zwakte van de munt hangt ook af van de interne economische omstandigheden binnen de EU; de Duitse economie oefent een onevenredige invloed uit op de euro ten koste van andere eurolanden. De euro is minder sterk dan de D-mark die hij verving, en deze situatie heeft Duitsland een concurrentievoordeel opgeleverd, waarmee een exportgerichte economische boost wordt gegeven. Tegelijkertijd is de euro sterker dan sommige andere voormalige valuta's - de drachme, de peseta, de lira - die in het verleden door de zuidelijke landen van de eurozone werden gebruikt en die onder normale omstandigheden waarschijnlijk zouden zijn gedeprecieerd gezien de zwakkere economieën van deze landen. Zulke economieën zijn ernstig verlamd door de kracht van de euro ten opzichte van hun eigen positie, maar omdat ze hun vroegere nationale munt hebben opgegeven, bestaat de normale veiligheidsklep die automatisch de onevenwichtigheden in de handel van een land reguleert niet meer. Het daaruit voortvloeiende slopende effect van dit langdurige gebrek aan concurrentievermogen heeft geleid tot een relatieve economische achteruitgang en aanzienlijke sociale problemen, waaronder massale werkloosheid, met name onder jongeren.

De haves en de have-nots...

Dit heeft op zijn beurt weer politieke gevolgen gehad die maar al te duidelijk te zien zijn, met steeds meer gepolariseerde opvattingen in de eurozone en de EU als geheel. Naarmate de economische en politieke druk toeneemt, is de verwachting dat de sterkere noordelijke staten (met name Duitsland met zijn sterke overschotten op de lopende rekening als gevolg van zijn concurrentievoordeel) de zwakkere zuidelijke en oostelijke economieën effectief zullen subsidiëren. Ook dat heeft politieke gevolgen en leidt tot politieke spanningen. Nergens was dit duidelijker te zien dan tijdens de Griekse crisis, die de eurozone bijna ten val bracht.

Ten aanzien van de grondleggers van Europa kan men met enige zekerheid zeggen dat het nooit hun bedoeling was om bewust een asymmetrisch economisch systeem te creëren - een systeem dat het monetair en fiscaal beleid in totaal verschillende banen plaatst, en het daarbij te laten. Het zou geen zin hebben gehad om van meet af aan een inherent, permanent instabiel systeem op te bouwen. De vraag is al eerder gesteld: had de politieke unie vooraf moeten gaan aan de monetaire unie? Het blijft een betwistbaar punt. Maar het is een nutteloos argument, volgens Irvine, want of we het nu leuk vinden of niet, dit is waar we ons bevinden en de fundamentele politieke en ideologische debatten die in de hele Europese Unie worden gevoerd over het tempo en de diepgang van de toekomstige integratie zullen uiteindelijk bepalen of het Europese project de ambities van zijn oprichters verwezenlijkt, of dat het uiteindelijk ontrafelt en uiteenvalt.