Enige horror vacui bij beleggers is niet onterecht

Bijdrage geschreven door Didier Saint-Georges, Head of Portfolio Advisors, Managing Director and Member of the Strategic Investment Committee

Didiersaintgeorges
Didier Saint-Georges
Dat de wereldeconomie vertraagt, kan inmiddels niemand meer ontgaan zijn. De redenen zijn genoegzaam bekend. Begin 2018 besloot China om opnieuw werk te maken van schuldafbouw door groeiondersteunende maatregelen terug te schroeven. Daardoor schakelden ook de grote exporteconomieën in de rest van de wereld automatisch een versnelling lager. Tegelijk zetten de grote centrale banken, in plaats van in te grijpen om de groei aan te zwengelen, hun pogingen om het monetair beleid te normaliseren voort. Als kers op de taart lanceerde Donald Trump een frontale aanval op de Chinese export. Die had weliswaar een vrij beperkte directe invloed op de activiteit in China, maar verhoogde de onzekerheid en woog zo wereldwijd op de bedrijfsinvesteringen en het consumentenvertrouwen. 2019 is slechts het resultaat van die grote clash van vorig jaar. De centrale banken hebben hun vergissing wel ingezien en zich dit jaar veel verruimender opgesteld dan vorig jaar (sinds begin dit jaar werd de rente wereldwijd al 43 maal verlaagd), maar die monetaire steun – hoe grootschalig ook – volstaat niet om de in 2018 ingezette economische achteruitgang te keren. Het is met de macro-economische activiteit net zoals met vertrouwen: ze komt te voet, maar gaat te paard.

Die inertie leidt ertoe dat nu, zoals uit de begin oktober gepubliceerde cijfers blijkt, ook de Amerikaanse economie de club van sterk vertragende grote landen vervoegt. In afwachting van eventuele begrotingsstimuli volgend jaar dreigen de financiële markten dus terug te deinzen voor de kloof – om niet te zeggen leegte – tussen de realiteit van een economie die overduidelijk vertraagt en de oplossingen die op dit moment op tafel lijken te liggen. Inertie kenmerkt immers tal van menselijke beslissingen, niet het minst die van bedachtzame gouverneurs van centrale banken. Zo trok de Amerikaanse Federal Reserve amper tien maanden geleden de richtrente nog op. Tot voor twee maanden bouwde ze nog steeds haar balans verder af, een andere vorm van monetaire verkrapping. Welke hoop is er dan dat ze, zonder zichzelf tegen te spreken en zonder dat het als een teken van zwakte of zelfs als een verlies van haar onafhankelijkheid onder druk van Donald Trump wordt gezien, meer doet dan schuchter de rente verlagen in kleine, maar dus ontoereikende stapjes van 0,25%? Laten we niet vergeten dat de Fed in december 2018 al moest dulden dat haar geloofwaardigheid een knauw kreeg toen ze letterlijk enkele dagen na de achtste renteverhoging in twee jaar tijd aankondigde dat die cyclus van monetaire verkrapping plotseling voorbij was. Vandaag snel van koers veranderen met een bruuske verruiming lijkt te veel gevraagd van een van nature conservatieve en voorzichtige instelling die er terecht veel aan gelegen is haar geloofwaardigheid hoog te houden. Die terughoudendheid om vers geld in het financiële systeem te pompen is echter des te problematischer nu het economische beleid van Donald Trump de Amerikaanse groei begint aan te tasten en het oplopende begrotingstekort dat ermee gepaard gaat financiering behoeft. Hoe langer hoe meer lijkt het onvermijdelijk dat de Federal Reserve opnieuw rechtstreeks of onrechtstreeks de obligaties begint op te kopen die de Amerikaanse schatkist uitgeeft om haar tekorten te financieren, en dus opnieuw haar toevlucht neemt tot de beruchte quantitative easing. Daarmee zou ze dus haar balans, die ze tot vorige maand nog afbouwde, opnieuw laten aanzwellen. De vraag is alleen hoe en wanneer ze dat zonder gezichtsverlies kan toegeven. Tot dan is enige horror vacui bij beleggers niet onterecht.