Stoppen met geld smijten; tijd voor structurele oplossingen

Door Hans Stegeman, Head of Investment Analysis and Economics bij Triodos Investment Management

Als je de financiële markten mag geloven, is de coronacrisis zo ongeveer over. Ik waag dat toch ernstig te betwijfelen. De markten zijn losgekoppeld van de reële economie door het vele geld dat erin is gepompt.

Het economisch herstel zal traag zijn, en een aantal fundamentele weeffouten in de economie zal op langere termijn tot echte problemen leiden. Als we dat laatste niet onder ogen willen zien, gaat ons dat de komende jaren bezuren. Centrale bankiers en overheden moeten, nu de acute fase van de crisis voorbij is, daarom zo snel mogelijk overschakelen van de paniekstand waarin blind met geld gesmeten wordt naar de toekomstgerichte beleidsstand, waarin een duurzame herstructurering van de economie centraal staat. Muur van geld Centrale bankiers en veel overheden hebben zeer krachtdadig ingegrepen om de economie gedurende de lockdown niet totaal door het putje te laten gaan. Het hangt er een beetje van af hoe je rekent, maar de totale mondiale stimulering komt al snel in de buurt van de 20 biljoen dollar. Naast maatregelen gericht op het acute leed in de reële economie, bijvoorbeeld bij ondernemers die hun zaak moesten sluiten en werknemers en zelfstandigen die hun werk verloren, is er ook een heleboel geld in het financiële systeem gepompt, via opkoopprogramma’s van centrale banken, waarmee bedrijfsobligaties en/of staatsobligaties zijn aangekocht. Deze ‘muur van geld’ doet ontegenzeglijk zijn werk – vooral in het financiële systeem. Sinds 23 maart zijn de beurskoersen weer aan het stijgen, nemen de risicopremies af en zijn, zoals dat mooi heet, de financiële markten tot rust gekomen. Paniek bestrijden met geld: het is een vast recept geworden voor de financiële markten en afkicken blijkt iedere keer weer verdomde lastig. Dit staat in scherp contrast met de berichtgeving over de reële economie, over de enorm stijgende werkloosheid, over de steeds verder oplopende schulden van overheden, bedrijven en huishoudens. En dan is het coronavirus ook nog altijd niet onder controle.

Herstel zal traag zijn

Uitspraken doen over de snelheid van economisch herstel is lastig. Deze situatie heeft zich nog niet eerder voorgedaan. Menig econoom en analist gaat uit van een snel herstel. Zij menen dat de huidige situatie uitsluitend het gevolg is van een tijdelijke, externe schok en niet van enige zwakte in het economische systeem zelf. Zodra die schok, de coronapandemie, afzwakt, neemt de economische activiteit vanzelf weer toe, om uit te monden in inhaalgroei.

Er is een aantal redenen waarom dit zeer onwaarschijnlijk is. Ten eerste is het nog volstrekt onduidelijk wanneer we van de directe effecten van het virus af zijn. Terwijl de lockdown in Europa langzaam wat versoepeld wordt, is het virus mondiaal nog lang niet onder controle. Totdat er een vaccin is, en dat kan nog wel even duren, zal dat zo blijven. Tot die tijd, zeggen medische experts, blijft de kans op een tweede golf bestaan en zal er daarom sprake blijven van beperkingen in ons sociale en economische verkeer.

Een tweede reden voor een vermoedelijk traag herstel is het feit dat de financiën van de overheden, gezinnen en bedrijven een gevoelige dreun hebben gekregen. Dat poets je niet zomaar weg. De financiële steun wordt vaak verleend in de vorm van uitstel van betaling. In de vorm van vermogen betekent dit dat iemand anders (de overheid) de schuld overnam. Als een bedrijf failliet gaat, komt het verlies ten dele bij de financiële sector terecht. Deze effecten zijn niet weg, alleen uitgesteld.

Ten derde is nu ook al duidelijk dat mensen en bedrijven voorzichtiger zijn geworden. De deels ‘herwonnen vrijheid’ maakt niet dat consumenten nu meteen massaal de portemonnee trekken. Ook bedrijven zijn voorzichtig en wachten af met investeren.

En als laatste reden is er de gerede kans op blijvende langetermijneffecten van deze heftige crisis. Denk aan sectoren als de horeca, de luchtvaart en cultuur die zo zwaar getroffen zijn dat de kans aanwezig is dat een deel ervan voorgoed verdwijnt. Denk aan mensen die langdurig niet actief op de arbeidsmarkt zijn en daardoor nooit meer een baan kunnen krijgen op hetzelfde niveau. Maar denk ook aan de kwetsbaarheden in bedrijfsmodellen die door de crisis zijn blootgesteld: door onze focus op efficiency en kortetermijngroei is de weerbaarheid uit het systeem verdwenen. Als dit risico – hopelijk - breed wordt onderkend, zou dit kunnen betekenen dat de bedrijven zich minder richten op groei en meer op het versterken van buffers. Een verstandig proces, maar dat betekent wel dat de economie dan minder snel terug is op het oude niveau.

Doormodderen vergroot de fundamentele problemen

Aangezien een traag economisch herstel aannemelijk is, ligt het voor de hand dat de reeds ingezette lijn van aanzienlijke monetaire en budgettaire maatregelen voorlopig ook doorzet. Dit vergroot de discrepantie tussen financiële markten en de reële economie, en daarmee de onderliggende problemen. Essentieel zijn hierbij de kunstmatig lage bedrijfskosten, bijvoorbeeld ten gevolge van lage rente, lage belasting of (andere) extra staatssteun. Dit creëert ‘zombiebedrijven’, onrendabele bedrijven die zonder deze voordelen allang failliet zouden zijn. Dit is vooral schadelijk indien het bedrijven betreft die niet passen in een toekomstgerichte economie. Het voortbestaan van deze bedrijven stolt de economie, en dat gaat ten koste van de vooruitgang en kan zelfs contraproductief werken. Het is er vooral bij gediend risico’s zichtbaar te maken en bedrijven die geen toekomst hebben failliet te laten gaan, om zo ruimte te maken voor productiever, vernieuwender en duurzamer bedrijvigheid.

Als overkoepelend probleem doemt aan het eind van de weg de massale schuldenberg op. Daar waar financiële markten de muur van geld bewandelen om zo te kunnen blijven doen wat ze altijd deden, cumuleert deze muur uiteindelijk in een enorme berg van geld die als een groot gewicht op de reële economie drukt. Deze schuldenberg is niet aangewend om toekomstige inkomensstromen te genereren, maar om een failliet systeem omhoog te houden. Niemand weet hoe dat moet worden opgelost.

Van crisismanagement naar structureel beleid

Scheutige ministers van financiën en centrale bankiers hebben in de eerste fase van de crisis gedaan wat ze konden. Het is echter de hoogste tijd om van crisismanagement over te stappen op een structureel, toekomstgericht beleid. En dat betekent in de eerste plaats dat centrale bankiers minder vaak hun oor laten hangen naar de financiële markten. Een verstandig langetermijnbeleid is niet gediend bij enkel een forse liquiditeitsinjectie en het creëren van een enorme schuld.

Hetzelfde geldt voor de begrotingsautoriteiten. Voor bezuinigen is het nog veel te vroeg. De beleidsmakers moeten uit de crisismodus en omschakelen naar een structureel toekomstbestendig investeringsbeleid. Investeren in toekomstige productiviteit en een selectievere toebedeling van steun op basis van een visionair meerjarenplan. Gelukkig heeft de Europese Commissie daarop al een voorschot genomen door een investeringsplan voor herstel te combineren met verduurzaming. Nu alleen de uitvoering nog.