China: het land van de lage inflatie

Terwijl de wereld ten strijde trekt tegen de pan uit rijzende prijzen, houdt één land de inflatie nog steeds op afstand: China. Daar is alles orde en rust ... met een matige inflatie. In januari is die alweer gedaald, tot 0,9% op jaarbasis! Bij de kerninflatie zien we hetzelfde: gemiddeld 1,1% over drie jaar. Toegegeven, dat is nog niets in vergelijking met Japan. De ongenaakbare kampioen van de deflatie beleeft met -1,1% momenteel zijn laagste kerninflatie in vijftien jaar, maar China doet het qua groei veel beter dan Japan, waar de economie momenteel krimpt. Met een stabiele groei van 5% heeft het hoegenaamd niet te lijden onder de structurele stagnatie die de buren treft. Zo'n lage inflatie in een economie die zo sterk groeit is een raadsel, een economisch risico en... een kans voor beleggers!

Ze is al wat minder raadselachtig als we in aanmerking nemen dat de inflatie vandaag dicht tegen het gemiddelde op zeer lange termijn ligt. Dat schommelt volgens het Chinese bureau voor de Statistiek sinds 2006 rond de 1,2%. Ondanks een bbp-groei van gemiddeld bijna 9% over de afgelopen vijftien jaar genereert de economie van het land structureel een matige inflatie.

In een dergelijke situatie wordt de oorzaak vaak gezocht in een overschot aan industriële capaciteit. De benutting van de productiecapaciteit ligt in China de afgelopen jaren echter rond de 77%. Dat cijfer is nauwelijks lager dan in de Verenigde Staten en kan het grote verschil in inflatie dus niet verklaren. Bovendien ondergaat China op het vlak van producentenprijzen momenteel hetzelfde lot als de rest van de wereld: een pijlsnelle stijging van meer dan 9% op jaarbasis, evenveel als in de Verenigde Staten (de eurozone zit daar wel nog ruim boven, met bijna 20%). Het zit 'm dus vooral in de consumptieprijzen en niet zozeer in de producentenprijzen.

Vermijden vastgoedzeepbel

Er zijn nog tal van andere oorzaken te bedenken. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de werkloosheid, die weliswaar laag is, in werkelijkheid toch hoger is dan de officiële cijfers aangeven (steevast rond de 4%). Ook kan de beperking van de kredietverlening, die sinds enkele jaren van kracht is om een vastgoedzeepbel te vermijden, de algemene consumptie hebben afgeremd. Bovenal weegt de nog altijd extreem hoge spaarquote, bijna 30% van het besteedbare inkomen, op de consumptie, die structureel te laag ligt in wat nog steeds een land van producenten is. Xi Jinping is zich daar goed van bewust en neemt maatregelen om de consumptie van de lagere klassen aan te wakkeren.

Wat de redenen ook zijn, de economische gevolgen zijn groot – en veeleer positief voor de rest van de wereld. Om te beginnen heeft China in het huidige inflatoire klimaat een matigende invloed op de wereldwijde consumptieprijzen. Dat geldt uiteraard niet voor de prijzen van grondstoffen, waarnaar het land een onstilbare honger heeft, of voor de producentenprijzen, die in China even sterk stijgen als in andere landen. Maar hoe zou het gesteld zijn met de wereldwijde inflatie als die ook in China zou oplopen?

Ten tweede is het een vluchthaven voor wereldwijde obligatiebeleggers die wanhopig op zoek zijn naar rendement. Met staatsobligaties die nog altijd een correcte vergoeding bieden – de driemaandsrente bedraagt 1,80%, de vijfjaarsrente 2,50% – is het een van de uiterst zeldzame landen met een risicoloze obligatiebelegging die – in lokale valuta – uitzicht biedt op iets beters dan gegarandeerde verarming. Wel is voor buitenlandse beleggers het slotrendement uiteraard ook afhankelijk van de vraag of zij het wisselkoersrisico afdekken, wat een dure aangelegenheid is voor beleggers die geconfronteerd worden met zeer lage of negatieve korte rente.

Aanzwengeling kredietverlening

Tot slot en vooral biedt de zwakke inflatie China de mogelijkheid om de middelen van zijn centrale bank volop in te zetten om de kredietverlening lokaal weer aan te zwengelen, de wankelende vastgoedsector overeind te houden en zelfs de munt te devalueren, wat een deflatoir effect zou hebben in alle landen naar waar het uitvoert. Een fikse afwaardering zou wel tot nieuwe spanningen met de VS leiden, maar misschien hebben die er qua inflatie wel voldoende baat bij om er niet al te veel aanstoot aan te nemen.

Nu bijna alle centrale banken hun monetaire beleid verstrakken en daarmee de kiem leggen voor een economische vertraging, lijkt China – samen met Japan – een van de laatste beschikbare bronnen van overvloedige liquiditeit als de wereld daar behoefte aan zou hebben. Dat kan zowel conjunctureel zijn, om een verzwakking van de economie tegen te gaan, als structureel, in het bijzonder om ambitieus te investeren in de energietransitie – wat het ook vastberaden doet.

Gooit China het Westen, na het te hebben overspoeld met een golf van offshoring, een reddingsboei toe nu het dreigt te verdrinken in inflatie?

Alexis Bienvenu, fondsmanager La Financière de l’Echiquier (LFDE)