De Japanse nationale bank zit klem

Olivier de Berranger, Hoofd Vermogensbeheer en Gedelegeerd Algemeen Directeur, La Financière de l’Echiquier

Als gevolg van de wereldwijde inflatoire druk richten alle centrale banken, op enkele uitzonderingen na, hun monetair beleid op meer verkrapping; ze gaan de prijsstijgingen onverbiddelijk te lijf. Zo heeft de Federal Reserve (Fed) voor de tweede opeenvolgende keer haar rente met 0,75% verhoogd, wat vrijwel nooit gebeurt. Tot de uitzonderingen behoort Japan, waar de nationale bank koers houdt en doorgaat met haar buitensporige verruimingsbeleid, hoewel in de regio de inflatie al de kop opsteekt en de yen zeer laag noteert ten opzichte van de USD. Waaraan ligt dat?

Gedeeltelijk aan historische redenen. Japan maakt al dertig jaar lang een periode van stagnatie en deflatie door als gevolg van de crisissen die 's lands economie doormaakte nadat in 1990 de dubbele speculatiebel – op de beurs en in vastgoed – was gebarsten. Op deze ongehoorde situatie reageerde de Japanse nationale bank met – zogeheten niet-conventionele – maatregelen van dezelfde omvang. Eerst verlaagde ze geleidelijk de beleidsrente tot nul en vervolgens voerde ze bij wijze van liquiditeitsinjectie het eerste effectenopkoopprogramma in, bekend als Quantative Easing (QE). Daardoor kijkt Japan momenteel tegen een stratosferische overheidsschuld aan die goed is voor 250% van het bbp. Een land dat deze zware last torst, heeft weinig speelruimte over. De Japanse staat kan momenteel immers geen dure schuldendienst aan. Bijgevolg voert de nationale bank een beleid van "Yield Curve Control" waarbij proactief staatsobligaties worden gekocht om de rente zeer laag te houden.

De huidige terugkeer van de inflatie in Japan is verre van verontrustend omdat het cijfer met minder dan 3% nog best laag is, en de salarisverhogingen onder controle zijn. De ontwikkeling kan zelfs als goed nieuws worden beschouwd voor de Japanse nationale bank, die toch al jaren uitzag naar een dergelijke configuratie. Bezien we de Japanse inflatie wat nader, dan blijken de prijsschommelingen voornamelijk te wijten aan exogene volatiele parameters, namelijk de prijzen van energie en landbouwproducten. Gelet op de eerste tekenen dat de wereldwijde vraag naar grondstoffen de prijzen al wat minder onder druk zet, zou deze inflatie de komende paar maanden of hooguit kwartalen kunnen teruglopen.

Een dergelijke, voornamelijk geïmporteerde inflatie kan echter nauwelijks als gezond worden beschouwd, aangezien ze noch uit een sterke groei, noch uit enigerlei binnenlandse vraag resulteert. De andere verontrustende parameter is de Japanse valuta. De yen viel onlangs namelijk terug tot zijn laagste stand ten opzichte van de dollar in 24 jaar tijd. Dat kwam door de almaar toenemende verschillen tussen het monetair beleid van Japan en dat van de Fed. Als de yen blijft verzwakken, zou daardoor de inflatie kunnen stijgen en zou de economie, die met moeite opkrabbelt naar het niveau van voor de pandemie, tegelijkertijd kunnen vertragen.

Al met al staat de Japanse nationale bank voor een ernstig dilemma: de rentecurve onder controle houden in de hoop de inflatie af te koelen, of de rente verhogen op het gevaar af de al kwakkelende economische dynamiek te fnuiken. Een ding is zeker: de nationale bank lijkt net als de ECB ten volle te beseffen waarom ze zo traag reageert. Vormt dat geen voorafschaduwing van de structurele wurggreep om de centrale banken van de G7-landen, die maar niet afraken van hun lage rentetarieven? De ECB hanteert nog steeds nultarieven terwijl de inflatie 8,6% beloopt. Zelfs de Fed, die haar rente zopas heeft verhoogd tot 2,50%, begint minder gespierde taal te spreken, ook al beloopt de inflatie in de VS 9,1%. Kan ook maar één ontwikkeld land het zich veroorloven de rente langdurig, en vooral doeltreffend, te verhogen? De toekomst zal het uitwijzen, maar twijfel is gerechtvaardigd.