Alexis Bienvenu, Fund Manager La Financière de l’Echiquier
Dat het op 13 september bekendgemaakte cijfer van de Amerikaanse inflatie in augustus met 8,3% iets hoger lag dan verwacht (8,1%), had gezien het vrij geringe verschil tussen verwachting en realiteit een alledaags gegeven kunnen zijn. Toch stuurde het nieuws een schokgolf door de markten. De Amerikaanse aandelenindices beleefden met een verlies van meer dan 4% hun slechtste dag sinds juni 2020. De klap blijkt bovendien na te zinderen: in tegenstelling tot wat na zo'n forse terugval vaak gebeurt, is de markt niet weer opgeveerd. De koersen zijn zelfs verder gezakt. De echte langetermijngevolgen zijn misschien wel de minst in het oog springende, namelijk de door de markten verwachte renteverhogingen. Midden augustus gingen die er nog van uit dat de richtrente eind dit jaar 3,50% zou bedragen1. In de daaropvolgende weken stelden ze onder invloed van de steeds strijdlustigere uitlatingen van de leden van het Amerikaanse monetairbeleidscomité hun verwachtingen naar boven bij. Tot ze plotseling in een dag tijd, de dag waarop het inflatiecijfer werd bekendgemaakt, omhoogschoten naar 4,25%. Dat is 75 basispunten meer dan het niveau van de voorgaande maand, dat toch al hoog was in verhouding tot het gemiddelde van de afgelopen decennia. Dat is allesbehalve een alledaags gegeven.
Wat beleggers zorgen baart is niet zozeer het absolute inflatiecijfer – dat hadden ze min of meer verwacht. Het probleem is dat de grootste aanjager van de inflatie fundamenteler is dan duurdere energie en voeding: de huizenmarkt. Tegen alle verwachtingen in blijven de huurprijzen stijgen. Ook de hypotheekrente klimt gestaag hoger, dus zullen werknemers wellicht fikse loonsverhogingen eisen. De werkgevers zullen die vraag moeilijk kunnen afwijzen, want de Amerikaanse arbeidsmarkt draait nog steeds op volle toeren. Dat wekt het vermoeden dat de inflatie langere tijd hoog zal blijven en de centrale banken die dus ook lang zullen blijven bestrijden, zelfs als dat ten koste gaat van de groei – in elk geval zolang de werkgelegenheid niet inzakt.
Beleggers gaan dus een klimaat tegemoet dat slechts weinigen ooit beleefd hebben en dat sterk doet denken aan de jaren 1970. Nu het ernaar uitziet dat we die ondanks een aantal voor de hand liggende verschillen – in het bijzonder de demografie en het niveau van de staatsschuld – in zekere zin zullen herbeleven, is het nuttig om enkele lessen te trekken uit de vorige periode van hardnekkige inflatie in de Verenigde Staten.
Eerste les: de inflatie kan in het Westen lange tijd hoog blijven. Eind 1974 liep deze in de Verenigde Staten op tot 12%. Daarna volgde een lichte daling (al bedroeg de inflatie eind 1976 toch nog steeds 5%), om vervolgens opnieuw op te klimmen naar bijna 15% begin 1980. Dergelijke niveaus zijn in de VS momenteel nog veraf, maar in verschillende landen van de eurozone, met name in Oost-Europa, zijn ze al bereikt of zelfs overschreden.
Tweede les: ook de richtrente kan een recordniveau bereiken: 13% in 1974 en zelfs 20% in 1980. Daarbij verbleken de huidige prognoses van 4% à 5%. Zelfs als we naar het gemiddelde kijken, zitten we ver buiten ons gebruikelijke referentiekader: tussen 1971 en 1990 bedroeg de richtrente gemiddeld 8,25%!
Derde les: de tienjaarsrente was soms veel lager dan de richtrente, maar volgde niettemin – zij het vaak met enige vertraging – hetzelfde traject: in 1981 bedroeg de richtrente meer dan 15% en het gemiddelde tussen 1970 en 1990 was 9%. Dat ligt in de buurt van de gemiddelde richtrente – lang wijken die twee meestal niet van elkaar af.
De laatste en mogelijk zorgwekkendste les is tot slot dat de richtrente zelden in sterke mate afweek van het totale inflatieniveau. De Amerikaanse Federal Reserve heeft destijds niet geaarzeld om het monetaire beleid ingrijpend te verkrappen zodra de inflatie opliep, en de hele jaren 1980 zelfs de richtrente ruim boven het niveau van de inflatie gehouden.
Uiteraard zullen de centrale banken zich niet exact op dezelfde manier opstellen als in het tijdperk van de wijde broekspijpen. Niettemin leert het verleden ons dat de bandbreedte waarbinnen de rente en inflatie kunnen evolueren, veel ruimer is dan we de afgelopen dertig jaar gewend waren. Om niet berooid achter te blijven als we toch een herhaling van het oude scenario krijgen, moeten we de lessen van toen ter harte nemen en onze portefeuilles aanpassen aan de tijden die eraan komen2.
1 De consensusgegevens zijn afkomstig van Bloomberg.