Oost-Europa's recente verleden bewijst dat de paniek rond Griekenland overdreven is

In 1990 herschikte Rusland voor 32 miljard dollar aan schulden. 8 jaar later kon het land zijn verplichtingen niet langer nakomen. De wereld dacht dat Rusland deze financiële mokerslag nooit te boven zou komen. Eén bankier zei dat ie nog liever nucleair afval zou eten dan in Rusland te investeren. Doch een paar jaar later leek Rusland opnieuw het beloofde land.

Hetzelfde geldt voor Polen, dat zijn schulden in 1989 herschikte, met behulp van Amerika. Hongarije, dat niet over dezelfde steun van de VS beschikte, moest zijn schulden zelfs volledig terugbetalen. Daardoor stokte de groei en volgden strenge besparingsmaatregelen op overheidsuitgaven en gingen de belastingen omhoog. Hongarije had hiervoor beloond moeten worden met een betere kredietbeoordeling, maar dat gebeurde niet. Raar toch, die financiële markten.

De moraal van het verhaal is dat investeerders een slecht geheugen hebben. Mocht Griekenland zijn schulden herschikken, het zou niet lang duren vooraleer de hebzucht de angst zou overwinnen en het geld opnieuw zuidwaarts zou vloeien.

Een tweede dogma dat hiermee wordt tegengesproken is dat landen onmogelijk een eengemaakte muntzone verlaten kunnen. Tsjechië en Slovakije splitsten hun korunas zonder het minste probleem. De Joegoslavische dinar bezweek onder hyperinflatie en de munten die in de plaats kwamen deden het vanaf zowat dag één meer dan behoorlijk. De Russische roebel vocht een lange doodsstrijd, maar de munt haalde het en is nu een van de stevigste in de regio. Haal de drachme uit het museum en de kans bestaat dat hij het beter doet dan men denkt.

Wat is het verschil met vandaag? Dat Griekenland over een Europese hulplijn beschikt waarvan de voormalige communistische landen in de negentiger jaren niet eens durfden te dromen. Stel je voor dat Griekenland geen lid van de eurozone was, maar slechts een kandidaat-lid. Wanneer we kijken naar de wijze waarop Turkije wordt behandeld, is het aannemelijk dat Brussel niet enkel een afgeslankte openbare sector zou eisen, maar ook een ander politiek systeem: met volledige scheiding van kerk en staat, meer rechten voor minderheden en een wat minder arrogant discours in de betrekkingen met de buurlanden.

Toen Griekenland in 1981 tot de EEG toetrad, was het een klein land dat zich net van het juk van een (gedeeltelijk door het Westen gesteund) militair regime had bevrijd. In 1989 heerste een ander sentiment. West-Europa keek met afgrijzen naar de povergeklede mensenmassa's in het oosten en verkoos de zaken te vertragen eerder dan ze te versnellen. Lange onderhandelingsrondes met valse criteria voor economische hervorming en de invoering van EU-standaarden werden de norm. Bureaucraten zwaaiden de plak en consultants passeerden langs de kassa. Maar eens de landen toegelaten moesten worden, speelde enkel de politiek nog een rol. Raar toch, die politiek.

De les van Griekenland leert ons dat wanneer Europa voor een groot en dringend probleem staat, het zijn zaken voor elkaar krijgt. Wat moeten Oekraïne en Turkije - die beiden evenveel aanspraak kunnen maken op EU-lidmaatschap als Griekenland- doen om dezelfde aandacht te krijgen?

Express.be