Vier redenen waarom waardebeleggen (ondanks alles) nog springlevend is

Al geruime tijd presteert een groeistrategie beter dan waardebeleggen. Een aantal beleggers is van mening dat value investing zijn langste tijd heeft gehad. Maar deze strategie is niet passé, betoogt Kevin Murphy, fondsmanager bij Schroders. En hij heeft daar vier goede redenen voor. De kansen voor waardebeleggers zijn nu zelfs groter dan ooit tevoren.

Kevinmurphy
Kevin Murphy
1. Waardebeleggen werkt nog altijd

Om een actueel voorbeeld te vinden dat waardebeleggen nog altijd werkt, hoeft men niet jaren terug in de tijd te gaan. Als een belegger geweten had dat in 2018 er veel onrust op de markten zou zijn, dan zou hij waarschijnlijk een defensieve strategie gekozen hebben. Met een blootstelling aan Zwitserland, of aan solide basisgoederen of merkproducten. Maar de top performer van 2018 was Rusland, met zijn olie- en gasaandelen en vol politiek risico. In een turbulent jaar had waarde dus wel degelijk iets te betekenen. Waardebeleggen werkt defensief als de markten turbulent worden.

2. Waardebeleggen werkt ook op individueel niveau

Waardebeleggen werkt zowel met betrekking tot markten, als tot individuele aandelen. Het principe is namelijk gelijk. Beleggers worden begerig als prijzen stijgen en worden bang als de prijzen dalen. Daarom werkt waardebeleggen ook bij aandelen. Als voorbeeld gebruikt Murphy het aandeel Tesco, dat last heeft van ontwrichting, maar desondanks zo’n 40% is gestegen in de afgelopen twee jaar. Disruptie heeft effect, maar het zet niet de waardecyclus buiten werking.

3. Waardeaandelen groeien ook

In een wereld met lage groei wordt een premie betaald voor groeiaandelen boven waardeaandelen. Sommigen trekken daaruit de verkeerde conclusie dat waardeaandelen dus niet groeien. Maar sinds 2016 hebben waarde- en groeiaandelen hun winst in gelijk tempo zien groeien. De outperformance van ‘groei' boven ‘waarde' komt enkel door de herwaardering. Groeiaandelen zijn duurder geworden en de koerswinstverhouding is toegenomen. Hogere waarderingen leiden tot instabiliteit en kwetsbaarheid.

4. Waarderingscriteria zijn nog altijd van belang

Misschien wel het meest overtuigende argument waarom mensen heel voorzichtig moeten zijn met het afschrijven van waardebeleggen, betreft de koerswinstverhouding (k/w). Beleggers die geobsedeerd zijn door groeibedrijven, en daarmee en passant alle andere bedrijven uitsluiten, lijken er steeds meer op uit te zijn deze ratio af te doen als ouderwets en irrelevant in een digitale, disruptieve wereld - maar is dat protest terecht? Wat waardebeleggen betreft, meent Murphy dat de k/w een soort 'inconvenient truth' is voor beleggers die geloven dat de voorkeur van de markt voor groei eindeloos door kan gaan - dat het deze keer echt anders is. Een k/w is namelijk niet een label dat aan een bedrijf wordt toegevoegd, zoals een logo. Nee, de k/w-ratio is een fundamentele maatstaf die wordt bereikt door de aandelenkoers van een bedrijf te delen door zijn winst.

Om te illustreren hoe belangrijk de k/w voor een beleggingsanalyse is, kan hij ook omgekeerd worden, dat wil zeggen, de winst gedeeld door de aandelenkoers. Je krijgt dan de earnings yield of de winstopbrengst, die in sommige opzichten vergelijkbaar is met de obligatierente. Wanneer obligatiebeleggers geld uitlenen aan een onderneming, doen ze dat tegen wat zij denken dat de juiste risicogewogen rente is - 2%, 3%, 4% of wat dan ook - die hen in staat zal stellen om een rendement te behalen. Dat geldt ook voor aandelen. In feite lenen ook aandelenbeleggers geld uit aan een onderneming en de winstopbrengst geeft aan tegen welk percentage ze dat doen. Wat over het algemeen een goedkope k/w van 10x (10/1) zou zijn, wordt dus een winstopbrengst van 10% per jaar (1/10), terwijl wat over het algemeen een dure k/w van 30x (30/1) zou zijn, wordt een winstopbrengst van iets meer dan 3% per jaar (1/30) wordt.

Een goedkope k/w-verhouding van 10 betekent eigenlijk een winstrendement van 10%. Terwijl een dure k/w van 30 een effectief winstrendement van 3% biedt. Beleggers geven momenteel de voorkeur aan het uitlenen van geld tegen een effectief rendement van 3% in plaats van 10%. Geconfronteerd met een keuze tussen een rendement van 10% of een rendement van 3%, zouden de meeste beleggers twee keer nadenken over het kopen van het laatste - en toch is dat precies de keuze die ze maken wanneer ze besluiten om groeiaandelen te kopen in plaats van waarde-aandelen.

Hoe groter een bedrijf wordt, hoe moeilijker het is om verder te groeien - of, zoals het spreekwoord zegt, 'Bomen groeien niet naar de hemel', ongeacht hoe snel ze beginnen.

De turbulente markten in 2018 ziet Murphy als een waarschuwing wat er kan gebeuren als beleggers gaan twijfelen aan de extreem hoge waarderingen van groeibedrijven. Blootstelling aan een waardestrategie kan helpen om een portefeuille te beschermen als de koersen te maken krijgen met de zwaartekracht.