Ondanks dat de olieprijzen nog altijd 44% lager staan dan een jaar geleden en door de toenemende olieproductie op korte termijn waarschijnlijk dalen, staan beleggers in de rij om aandelen in vooral Amerikaanse exploratie- en productiebedrijven te nemen. Er liggen echter een aantal risico’s op de loer die voorlopig niet zullen verdwijnen, hoe gunstig de aandelen ook gewaardeerd zijn op dit moment.
Mede door de financiële crisis hebben de olieprijzen de afgelopen jaren wereldwijd een forse daling gekend, maar zijn deze vooral het afgelopen jaar fors gedaald. Onderstaande grafiek laat de prijsontwikkeling van WTI olie zien.
(Bron: Bloomberg )
Een van de gevolgen van de prijsdalingen was dat de investeringen voor de opsporing en winning van olie dit jaar wereldwijd al met gemiddeld 20% zijn teruggebracht. Daarbij zijn er voldoende analisten, waaronder die van Goldman Sachs en Citigroup , die verwachten dat de olieprijzen op korte termijn alleen maar verder zullen dalen door verschillende redenen.
Allereerst voert Saoedi-Arabië zijn olieproductie momenteel op. De grootste olie-exporteur ter wereld heeft zijn productie al opgevoerd tot 10,3 miljoen vaten per dag, het hoogste niveau in 30 jaar tijd, maar wil dit nog verder verhogen om zo zijn marktaandeel te beschermen. Verwacht wordt dat Saoedi-Arabië in de tweede helft van dit jaar zijn olieproductie zal opvoeren naar ongeveer 11 miljoen vatten per dag. De belangrijkste reden voor Saoedi-Arabië om de productie op te voeren is de verwachting dat olieprijzen in de komende 10-20 jaar alleen maar verder zullen dalen. Daarmee wordt de olie in de grond niet langer gezien als een waardevolle grondstof, maar één die aan waarde verliest.
Andere factoren die wegen op de olieprijzen is de terugkeer van Iran op de oliemarkt. Lange tijd golden er vanwege zijn nucleaire programma sancties tegen Iran vanuit het Westen, maar het land is bezig om dit op te lossen door nucleaire deals te sluiten. Iran wil op deze manier in de komende maanden zijn olieproductie gaan opvoeren tot 500.000 vaten per dag, om dit vervolgens in de maanden daarna op te krikken tot 1 miljoen vaten per dag. Daardoor wordt Iran inmiddels gezien als de meest aantrekkelijke markt om in te investeren en zitten oliebedrijven op het vinkentouw. Zo hebben Royal Dutch Royal Dutch Shell en Eni al toegegeven dat zij de afgelopen maanden in Teheran zijn geweest om oliedeals te sluiten. Daarnaast hebben BP en Total al aangegeven terug te willen keren naar Iran zodra de internationale sancties tegen het land zijn opgeheven.
De gesprekken van de oliemaatschappijen duiden erop dat zij langzaamaan hun investeringen weer willen opvoeren, wat niet vreemd is gezien de wereldwijd economische ontwikkelingen. Er lijkt sprake te zijn van een herstel, zeker omdat de vraag in de Verenigde Staten voorzichtig begint aan te trekken. Daarnaast is er geen crisis in de opkomende landen, die in toenemende mate een belangrijke afnemer van olie en gerelateerde producten worden. Bijna 70% van de wereldwijde groei van de vraag naar olie zal tussen 2020 en 2040 afkomstig zijn uit opkomende economieën, waarvan de twee grootste spelers China en India zullen zijn. Op dit moment is India al de op twee na grootste olie-importeur, na de Verenigde Staten en China. Hiermee is India niet alleen Japan inmiddels gepasseerd, ook steeg in april het oliegebruik met 300.000 vaten per dag.
Daarmee loopt het voor op de verwachte groei van het verbruik in China, dat voor dit jaar wordt geraamd op 295.000 vaten per dag. Naast de toenemende vraag is India ook bezig om in eigen land zijn raffinagecapaciteit te vergroten, om zo aan de binnenlandse vraag naar benzine en diesel te voldoen. Nu al is de grootste olieraffinage ter wereld gevestigd in Jamnagar, maar dat gaat zijn capaciteit verder verhogen naar meer dan 1,5 miljoen vaten per dag. Dit is echter minder dan een kwart van de vraag van 6,2 miljoen vaten brandstof per dag die voor het einde van het decennium wordt verwacht.
Dat een stijging van de olieprijzen grote gevolgen kan hebben voor oliemaatschappijen, laat onderstaande grafiek over Chevron zien.
De Amerikaanse oliemaatschappij ontvangt $325-350 miljoen voor iedere dollar die de olieprijs stijgt. Het afgelopen kwartaal steeg de olieprijs met 15%, wat neerkwam op een meevaller voor Chevron van $2,8 miljard. Chevron is daarbij volgens analisten van Barclays gevoeliger voor prijsschommelingen dan zijn Noord Amerikaanse tegenstrevers Exxon Mobil en ConocoPhillips . Dit komt doordat 67% van Chevron’s totale productie uit olie bestaat, waar dat bij Exxon Mobil op 54% ligt en bij ConocoPhillips op 48%.
Als deze drie Amerikaanse oliemaatschappijen nader worden vergeleken, blijkt dat vooral Chevron en Exxon Mobil een relatief lage koers-winstverhouding hebben. Ook de dividendrendementen lopen niet ver uiteen en liggen op respectabele niveaus. Het laagste rendement van de drie bedrijven biedt Exxon Mobil met 3,4%, waar dat van Chevron op 4,3% ligt en ConocoPhillips de koploper is met 4,6%.
Zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde is er een stijging waarneembaar, maar er zijn meer factoren die de olieprijzen bepalen en beleggers in het achterhoofd dienen te houden. Zo vormen regionale conflicten, extreme weersomstandigheden en terroristische aanslagen serieuze bedreigingen. Daarnaast kunnen nieuwe regelgevingen de markt sterk beïnvloeden. Kijk bijvoorbeeld naar de situatie in Iran. Zodoende mag verwacht worden dat de olieprijzen voorlopig volatiel blijven, met een gelimiteerd opwaarts en neerwaarts potentieel.
Analist.nl Nieuwsdienst: +31 084-0032-842
redactie@analist.nl
Copyright Analist.nl B.V..
All rights reserved. Any redistribution, duplication or archiving prohibited. Analist.nl doesn't warrant the accuracy of any News Content provided and shall not be liable for any errors, inaccuracies or for any actions taken in reliance thereon.